
‘We moeten een keer tevreden zijn met wat we hebben, het lijkt wel of het nooit genoeg is’
RODEN – Een bijzondere mail kwam er binnen op de redactie van de Krant. Een verhaal van Hennie Gerrits uit Roden, die meent gebeurtenissen uit zijn leven te moeten delen. Gerrits maakte de oorlog mee, herinnert zich hoe zijn vader ’s nachts uit het keukenkraam keek hoe de squadrons met bommenwerpers overvlogen en of zijn kinderen wel veilig waren. Hij herinnert zich ook de armoede. De kamer, keuken en achterhuis die spaarzaam waren verlicht met fietslampjes. En dat –ie onmiddellijk van school moest omdat de Duitsers de lagere school gevorderd hadden. Gerrits beleefde een tijd waarin angst regeerde. Zijn verhaal sluit hij af met een boodschap.
We spreken Hennie Gerrits in zijn riante appartement aan de Albertsbaan in Roden. Vijfentachtig of niet, nog iedere dag volgt hij het nieuws op de voet. Spit kranten uit, kijkt het journaal of volgt de ontwikkelingen in het land op zijn tablet. Nadat –ie een vers bakkie heeft ingetapt komen de verhalen. Met weinig tot slecht basisonderwijs – de oorlog brak uit toen hij net op school zat- heeft Gerrits zich op weten te werken in de administratieve sector door allerlei opleidingen te volgen. Zo moest hij vanuit het niets een complete administratieve organisatie opzetten voor de Rijkshogeschool Groningen, wat nu de Hanze is. ‘Een organisatie met 8000 studenten, 1200 man personeel en verder was er niets. Ik kreeg er een jaar voor. Na negen maanden stond de organisatie als een huis’.
Terug naar zijn jeugd. Gerrits groeide op in een gezin met vijf kinderen in Lutten, nabij Slagharen. Hij was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. ‘Lastig van alle kanten. Er was veel armoede. Speelgoed hadden we niet. We vermaakten ons met een oud fietswiel waar we achteraan liepen. En met vrienden gingen we polsstok springen in het weiland. Geweldig vonden we dat. Jongeren die nu opgroeien hebben alles en vervelen zich alsnog. Onbegrijpelijk vind ik dat. Lanterfanteren was er in onze tijd niet bij. Mijn vader zei: ga de tuin maar wieden. We hadden een kleine boerderij, er moest van alles gebeuren. Mijn moeder stond iedere dag om zes uur op om de koeien te melken. Om zeven uur moesten de melkbussen bij de weg staan. Wanneer de bussen terugkwamen moest ze die schoonmaken met koud water. Het voeren van de varken en de kippen behoorde tot haar taken, ze werkte zomers op het land en in de herfst trok ze de knollen eruit. Die moeste in stukken gehakt worden voor de koeien. Als ik daar aan terugdenk, wat voor werk zijn verzet heeft, dat zie je tegenwoordig niet meer.’ Gerrits herinnert zich hoe de Duitsers op paarden binnenkwamen samen met de infanterie. ‘Er was veel spanning, je mocht helemaal niets. Represailles volgenden voor mensen die in het verzet zaten. Bovendien waren niet alle Nederlanders te vertrouwen. De mensen die in dienst waren getreden bij de Landwachters liepen voorop; zij wisten waar ze moesten zijn.
Na de lagere school ging Hennie Gerrits naar de mulo in Hardenberg. Hij deed er examen in 13 vakken. ‘Een streekschool. Leerlingen kwamen overal vandaan. We werden allround opgeleid. Deden examen in onder andere algebra, meetkunde, aardrijkskunde en vier talen. Ik heb er vriendschappen voor het leven opgedaan. Gerard Striper was daar één van. Zijn vader was fout in de oorlog, een rugzak die hij voor altijd met zich mee moest dragen. Een jaar na het overlijden van mijn vrouw in 2002 heb ik een reünie georganiseerd. Het leek mij geweldig om mijn vrienden nog eens terug te zien. Dat gebeurde in 2003. Het was een overweldigend succes. Gerard heb ik niet gezien. Hij is geëmigreerd naar de Verenigde Staten, is daar luitenant kolonel in het leger geworden. Hij koos eieren voor zijn geld. In Nederland zou het verleden van zijn vader hem altijd blijven achtervolgen.’ Na zijn examens ging Gerrits aan de slag als leerling-ambtenaar bij de gemeente Coevorden. Toen hij in het noorden terechtkwam, doorliep hij verschillende administratieve functies bij gemeente in provincie. Werd regelmatig ingezet als troubleshooter. ‘voor de provincie Groningen moest ik de wijken in om mensen met betalingsachterstanden te bezoeken. ‘Los het maar op zoals jij denkt dat het moet’, werd er gezegd. Ik heb een hoop geld voor ze binnen gehaald.
Terug naar nu. De tijd waarin het leven niet beheerst wordt door oorlog, maar door corona. Gerrits begrijpt de frustratie over de coronamaatregelen wel, maar we moeten met z’n allen toch door die zure appel heen, vindt hij. ‘De maatregelen zijn rigoureus, eens. Maar als het met zachte hand gebeurt, blijven we er jaren mee zitten. Het is een complexe situatie. De lockdown kost miljarden, veel bedrijven gaan failliet. Ze hadden het geld ook kunnen investeren in zorgpersoneel en in bedden, denk ik dan. Alleen al hier in het noorden staan grote ziekenhuizen leeg: Delfzijl, Stadskanaal en Heerenveen. Maar als je een gebrek hebt aan zorgpersoneel ben je ook lamgeslagen. Wie het weet mag het zeggen.’
Tot slot wil Gerrits nog iets kwijt: ‘We moeten een keer tevreden zijn met wat we hebben. Het lijkt wel of het nooit genoeg is. Vroeger waren we blij met vijftien vakantiedagen. Tegenwoordig gaan we op zomervakantie, wintersport en in de herfstvakantie een weekje weg. Laten we daar eens mee ophouden. Plato zei: ‘Wie rijk wil zijn moet niet zijn bezit vermeerderen maar zijn hebzucht verminderen.’ Dat vind ik een mooie boodschap.’