‘De molens horen bij het dorp, als ze niet draaien verdwijnen ze uit de picture’

Germ Geersing is ruim 35 jaar molenaar
NORG – Iedere molen heeft een mooi verhaal, vindt molenaar Germ Geersing. Germ draait op de beide molens in Norg, al ruim 35 jaar. Molens fascineren hem, hij houdt van de techniek en ze zijn beeldbepalend voor het dorp, vindt hij. Voor een interview in Noordenveld Plus klauteren we naar de stellingzolder. Op een stoel in de zon bespreken we op 7 meter hoogte de geschiedenis van de ‘Noordenveld’, de korenmolen aan het Westeind.
Noordenveld is de tweede van de nieuwe lichting molens, begint Germ Geersing. “Aan de Eenerstraat stonden de eerste twee, die zijn rond 1870 afgebroken. Alleen de molenaarswoningen uit 1750 en 1828 staan er nog. Een korenmolen en een volmolen, waar wol werd vervilt”, weet Germ. De ‘Noordenveld’ is een stellingmolen, gebouwd in 1878. ‘De Hoop’, de andere molen in Norg staat er sinds 1857. “Tot eind jaren vijftig werd er in Noordenveld gemalen. Voornamelijk voor veevoer. En een beetje rogge voor de plaatselijke bakker. In 1962 kwam de molen in handen van de familie Nijhof-Bronsema uit Haren. Zij maakten er een weekendhuis van, een woonmolen. De familie had een drukkerij in Leek en gaf de Leekster Courant uit. Een goudmijn destijds. Heel af en toe draaide de molen nog eens. Later, aan het einde van de zestiger jaren, begon het beleid ten gunste van woonmolens te wankelen. De subsidies voor onderhoud werden gestopt. Daar werd het niet veel beter van. Het wiekenkruis verzakte en dat maakte draaien onmogelijk.”
Germs belangstelling voor molens begon op De Hoop, de stellingmolen aan de aan de Asserstraat. De molen werd gerestaureerd en de wieken lagen eraf. “Je mist pas iets als het weg is. Ik was nieuwsgierig en ben gaan kijken.” Op een familiefeest liep hij per toeval de landelijke examencommissie tegen het lijf. “Drieëntwintig was ik. Je kunt de opleiding wel volgen, zeiden ze me. Ik ben in de zomer van 1983 begonnen en twee jaar later had ik mijn diploma op zak. Na mijn studieperiode zocht ik een molen waar ik kon draaien. Dat werd Thesinge. Later ben ik naar Norg gegaan, daar was iemand nodig. Toen ik hier kwam was de molen in erbarmelijke staat. Zonde van zo’n mooi monument. Zeven vuilniszakken met vogelnesten heb ik uit de kap gehaald. In overleg met de eigenares heb ik een brandbrief geschreven naar de gemeente. Die stelde uiteindelijk geld beschikbaar om de molen op te knappen.” In 1990 is de molen grondig gerenoveerd. Het jaar erop is de molen weer officieel in gebruik genomen en draaide weer regelmatig.
Levend monument
“Nu zijn we met z’n drieën: Jochem van Engelenhoven, Jan Egberts is leerlingmolenaar en ikzelf. We hebben hier al jaren de Molenaarswerkgroep Norg. Al sinds 1990 is iedere zaterdagmiddag één van de twee molens open. Het moet een levend monument blijven. De molens horen bij het dorp. Als ze niet draaien verdwijnen ze uit de picture. Tijdens de Veldslag om Norg heb ik ook nog gedraaid”, zegt Germ die geniet van klussen op de molens. Terugbrengen in originele staat is zijn missie. Zo kreeg de korenmolen op advies van een Groningse molenkenner rode kleuren. Dat hoort helemaal niet, volgens de molenaar die de Norger molens van binnen naar buiten kent. “Bijvoorbeeld rode zandlopers zijn iets voor molens in Groningen. Deze molen had van origine hoofzakelijk groene kleuren.” Ook in de molen heeft Germ verdwenen elementen teruggebracht. “De molen werd vooral gebruikt als woonmolen toen ik hier kwam. Dat valt direct op als je de molen binnenkomt, alles afgetimmerd met schrootjes. Op de stellingzolder waren veel essentiële onderdelen weggehaald. Dat breng ik weer terug. Eén op één zoals het vroeger was”, vertelt Germ die duidt op de hefboom voor de steenspil, die hij weer naar het oorspronkelijke systeem heeft gebracht. De in 1962 verwijderde maalbak en ophanging van de steen heeft hij in oude vorm teruggebracht. Aan oude spijkergaten ziet hij precies waar wat gezeten heeft. En anders zoekt hij uit hoe het zat. Terug in originele staat. Iets er tussenin zit er niet, vindt hij. ‘GG’ staat in een dikke houten balk gekerfd. “Dat kon ik niet laten, haha. Vroeger gebeurde dat veel.” ‘RPL XXXVIII EEXTA’ valt te lezen op een staande houten balk. “De initialen van Roelof Poppo Lemminga in 1938, een molenaarsknecht uit Eexta. Hij was hier tot zijn negentigste instructeur.”
De molen aan het Westeind heeft wat moeten doorstaan. In 1915 werd –ie getroffen door de bliksem. Molenaar Jannes Stevens wist hem net op tijd te blussen. “En in 1889 trok er een windhoos over Norg. Hij liet het dorp met rust, maar rukte wel kap met wieken van de molen. Ook de stelling was helemaal kapot. Een rampjaar”, zegt Germ terwijl we via een smalle trap de ‘luizolder’ bereiken. Nog een trap te gaan - buik en billen in, want echt ruim is het niet- en we staan op de steenzolder. “Ruimte kost geld. Daarom zijn de trappen stijl, alleen de molenaar hoefde er immers op te lopen.”De enorme molenstenen en tandwielen zijn indrukwekkend om te zien. Ook hier is Germ regelmatig te vinden voor inspectie. “Deze molen heeft een rieten kap. Het gekke is dat veel mensen riet zien als een dure vorm van dakbedekking. Deze molen is 142 jaar oud en het riet is pas één keer vervangen, dat was in 1960. Dus dat valt best mee toch?”
Als een Norger (oud-)molenaar of familielid overlijdt, of als een begrafenisstoet passeert, zet Germ de wieken in de rouwstand. “Zo werd dat vroeger ook gedaan. Normaal gesproken staat de bovenste wiek in de hoogste stand. Wanneer er iemand overleed staat de bovenste wiek net voorbij de hoogste stand. Bij de vreugdstand, gebruikt bij geboorte van een kind of huwelijk, staat de hoogste wiek net voor het hoogste punt.” Germ kan er uren over praten. De molens zijn onderdeel van het leven van de geboren en getogen Norger. “Het is zo ontzettend veelzijdig. Je bent altijd met het weer bezig: welke zeilen gooi je ervoor? En je krijgt bezoekers, mensen die benieuwd zijn naar de historie en het werken op de molen. Vragen beantwoord ik graag. Dus het heeft ook een heel sociaal aspect. Maar vind het ook prima als er niemand komt. Laat mij maar lekker klussen, héérlijk.”
Kader
De historie in het kort
De stellingmolen werd in 1978 gebouwd door molenmaker J. Ritsema uit Zeijerveld voor Willem Stevens. Na het overlijden van Willem Stevens in 1890 werd zijn zoon Arend molenaar. Deze stierf al in 1893. Daarna werd het bedrijf voorgezet door weduwe Aaltje Stevens-Bastiaans. Zij trouwde in 1899 met molenaarsknecht Roelof Rademaker en het paar vertrok naar Kloosterveen bij Assen. De molen werd in dat jaar gekocht door Geert Stevens, broer van de oprichter. Na zijn dood in 1915 werd een inwonende neef, Jannes Stevens molenaar. Hij ging later over tot verhuur van de molen. Eind jaren ’50 hield het molenaarsbestaan op en werd de molen stilgezet. De molen werd na enkele jaren verkocht aan de familie B. Nijhof te Haren. Die liet de molen restaureren door de firma Schuitema te Adorp. De begane grond en eerste zolder werden ingericht als recreatiewoning. De molen draaide sindsdien nog wel af en toe. In 1973 werd een aangebouwde keuken vervangen door een grotere woning. Door inrotten van de windpeluw kon de molen rond 1973 niet meer draaien. Het verval bleef doorgaan tot de molen in 1990/1991 werd gerestaureerd. De nieuwe en huidige eigenaar Jan Dorenbos liet de woekerende beplanting snoeien zodat de molen beter zichtbaar werd. (Bron: norger-molens.nl)
