‘Meestal borrelen de ideeën vlak na de Rodermarkt alweer op’

Van Houten ontwerpt al 25 jaar Rodermarktwagens
RODEN – Al 25 jaar is kunstenaar Piet van Houten ontwerper van Rodermarktwagens. Dit jaar zou hij een mooi jubileum vieren, maar de coronacrisis zet een vette streep door de parade. ‘Ik heb zo’n vijftig wagens ontworpen. Dit jaar gaat het weliswaar niet door, maar de ontwerpen voor dit jaar lagen er natuurlijk al. In dat opzicht vier ik alsnog een soort jubileum.’
Een onbekende in de Noordenveldse kunstwereld is Van Houten allerminst. Als organisator is hij betrokken bij het Wat ’n Kunst-festival, terwijl men hem vorige week zaterdag nog tijdens de Open Monumentendagen kon zien schilderen bij Havezate Mensinge. Maar wat minder mensen zullen weten, is dat hij ook al 25 jaar paradewagens ontwerpt. ‘Ik woon nu zo’n twintig jaar in Roden maar toen ik nog in Leeuwarden woonde, begon het al. Mijn broer en schoonzus woonden in Roden en zouden meehelpen met de bouw van de paradewagen van De Woldzoom (later CBS de Parel, red.). Mijn broer vroeg mij het ontwerp te maken. “Je hebt al eens eerder een paradewagen gemaakt”, zei hij. Dat klopte: toen ik negen was tekende ik mijn eerste praalwagenontwerp. Pas vele jaren later zou ik daar weer wat mee gaan doen.’
Jarenlang pendelde Van Houten tussen Leeuwarden en Roden als er gebouwd werd door de ploegen. ‘De laatste week voor de parade was ik hier dan dagelijks. Daarvoor keek ik eens in de twee weken.’
Naast het ontwerp voor de school, kwam er al gauw een extra ontwerp voor een bouwploeg bij. ‘De laatste jaren ontwerp ik bijvoorbeeld de wagen voor bouwploeg Nietap/Terheijl. Er zit een verschil tussen scholen en bouwgroepen, dat merk je. Ik maak een ontwerp, maar ik zeg er altijd bij: “het moet jullie ontwerp worden”. Daarna ben je afhankelijk van de bouwgroep wat het gaat worden. Het voordeel van een groep als Nietap/Terheijl is dat ze vaak met dezelfde mensen werken. Ze hebben ervaring, doen het al heel lang, terwijl het bij de scholen ieder jaar anders is. Bovendien is de ene club fanatieker dan de andere.’
Dat fanatisme, wat er bij bouwgroep Nietap/Terheijl goed ingeslepen zit, komt mede door het vroeg betrekken van de jeugd. ‘Dat doen ze door de miniparade na tijd. Kinderen mogen met de restanten zelf een kleine wagen bouwen. Heel slim, want zo zijn ze direct betrokken. En vaak krijgen ze ook nog een kleine rol bij de bouw van de grote wagen.’
Door de jaren heen leverden de ontwerpen van Van Houten al meermaals een prijs op. Wat te denken van de eerste keer bij De Woldzoom. ‘Ze wonnen direct een prijs, terwijl dat andere jaren lastiger was. Zo ben ik direct voor het volgende jaar vastgelegd.’ Op de buitentafel liggen de tientallen ontwerpen die Van Houten door de jaren heen maakte. Het is lastig om te zeggen welk ontwerp hem nou het meeste bijblijft. ‘Er was één wagen waarop we Jan Tiesinga, de toenmalige voorzitter van Volksvermaken, hadden afgebeeld. Die was erg fraai. En natuurlijk de wagen met daarop de Martinitoren. Die blijven mij zeker bij.’
De ontwerpen voor komend jaar liggen er dus alweer. ‘Als Volksvermaken geen ander thema kiest, kunnen we die ontwerpen gebruiken’, zegt Van Houten. ‘Meestal begin ik na de Rodermarkt alweer aan het ontwerp voor volgend jaar. We zitten dan ook met smart te wachten op de bekendmaking van het ontwerp in De Pompstee. De ideeën beginnen dan alweer te borrelen.’
Dit jaar is alles dus anders. De ontwerpen schuiven een jaar op. ‘Misschien dat ik ze nog een beetje aanvul met wat kleinigheden, maar de ideeën liggen er.’
Na zoveel jaar te hebben gebouwd, voelt Van Houten zich deelgenoot van de groepen waarvoor hij ontwerpt. ‘Na zoveel jaar schept dat een band’, stelt hij. ‘De avond voor de parade vind ik een hoogtepunt. De gezelligheid is dan heel groot.’
Een tip voor de organisatie heeft Van Houten nog wel. ‘De rol van de vakjury, ten opzichte van de rol van de lekenjury, is vrij marginaal. Het publiek kijkt vluchtig, zoals sommigen ook vluchtig naar kunst kijken. Dan zie je niet wat er allemaal bedacht is. Ik zou de vakjury meer inspraak geven.’