
Hennie Hekkema groeide op in Termunten, een Gronings dorp met drie boerderijen. Aan de ene kant lag de Dollard, aan de andere kant de Eems. Ze wilde maar één ding: stewardess worden. Dat zagen haar ouders niet zitten, want vliegtuigen vallen nogal eens uit de lucht, zo waren zij van mening. En wat deed je in die tijd? Dan luisterde je naar je ouders. Of ze nog een tweede keuze had, vroeg haar vader. En dat had ze. Juf worden. Uiteindelijk belandde ze voor de klas op het Valkhof in Roden waar ze tot aan haar pensioen in 2015 bleef.
Hennie Hekkema is weliswaar 72, maar staat nog steeds midden in het leven. Stilzitten is aan haar niet besteed. Vorig jaar werd ze door Welzijn in Noordenveld gevraagd als vrijwilliger voor knutselclub de Crea Bea’s op dinsdagochtend en woensdagmiddag in het Scheepstra Kabinet. ‘Doe ik alleen als iedereen erachter staat’, was het resolute antwoord. Ze geniet ervan als ze andere mensen ziet genieten. Beide groepen bestonden uit 6 deelnemers. Nu zijn dat er 12 en zitten helemaal vol. Terug naar Termunten. Juf dus. Dat werd ze op haar 21e. ‘Ik solliciteerde op een vacature in Wieringerwerf. Van de zestig sollicitanten zat ik bij de laatste drie. Ik dacht: zo’n meisje van het Groningse platteland nemen ze vast niet. Toen werd ik het toch. Het was mijn moeder die op een gegeven moment belde: ‘heb je geen heimwee? Ze vragen ook een juf in Zuidwolde, onder de rook van Bedum. Van de vijfhonderd sollicitanten zat ik opnieuw bij de laatste drie. Ze kozen voor mij. De verhuiskosten kreeg ik vergoed en ook was er een huisje voor me.’ Hennie vond in het noorden de liefde en trouwde in 1974. Vier jaar later werd haar dochter geboren en stopte ze met werken. In 1980 kondigde haar echtgenoot aan dat hij niet langer van haar hield. Een scheiding volgde. ‘Daar heb ik veel last van gehad. De huisarts zei tegen me: je kunt niet terug naar het onderwijs, je hebt een kind op te voeden. Maar je moet wel iets doen, anders ga je eraan onderdoor. Op een mooie, zonnige dag heb ik de bus gepakt en ben naar de leiding van Vroom & Dreesman gegaan en gevraagd of ze werk voor me hadden. Die man zei: je kunt directeur van een school worden, wat doe je hier? De volgende week kon ik beginnen. Vijf jaar heb ik daar met veel plezier gewerkt. Ik was bevriend geraakt met een meisje uit Roden. Toen ik mijn huis uit moest omdat de eigenaar het verkocht had, vroeg ze waarom ik niet in Roden kwam wonen. Een mooie plaats en alles is er, zei ze. Ik ben in april 1985 verhuisd en ik oktober stond ik voor de klas. Ik denk dat ik als invalskracht wel voor de meeste scholen in Roden heb gewerkt. Op het Valkhof, de Hoeksteen, de Meester de Vriesschool, ’t hoge Holt en op de Tandem. Daar baalde ik best van. Ik deed mijn stinkende best, maar kwam er niet tussen. Toen er plotseling een leerkracht van het Valkhof overleed, kreeg ik haar baan. Een vaste aanstelling op mijn vijftigste. Veel mensen verklaarden me voor gek. Maar het voelde voor mij als een tweede kans in mijn leven. Ik was vastbesloten door te gaan tot ik met pensioen zou gaan. Dat is gebeurd. Op 1 september 2015. Kinderen vonden het niet leuk. Juf Hennie mocht niet weg, ze hingen aan mijn broekspijpen.’ Hennie had ook heel wat meegemaakt op de school. Zo kwam ze met haar per toeval terecht in een film over het Scheepstra Kabinet. ‘We zouden met groep drie een bezoekje brengen aan een tentoonstelling over Ot & Sien in het Koetshuis. Dat breidden we grondig voor: werken met een griffel en schrijven met een kroontjespen. De kinderen gingen verkleed als Ot en Sien, ik als juf in kleding uit die tijd. Daar kreeg een filmmaker lucht van. Of hij ons mocht filmen. Verschillende scenes hebben we opgenomen. Als je op het leitje rechts voor in het klaslokaal in het Kabinet drukt, wordt de film afgespeeld. Daar ben ik best trots op.’ In coronatijd hielp Hennie vele kinderen met bijles. Kinderen die hun Citoscore wat op wilden vijzelen. Met liefde. En alsof dat nog niet genoeg is, is ze iedere donderdagmorgen in de Dobbe te vinden, bij de hobbyclub. ‘Die bestaat al 31 jaar, bijna niemand weet dat. Het leuke is, is dat we ook veel spullen gedoneerd krijgen. Ik sta bekend als de knutseljuf. Grote zakken met stof en wol krijgen we soms aangeboden. Mijn man haalt het op en samen brengen we het naar het Scheepstra Kabinet. Mijn man is vrijwilliger bij de Boekenmarkt. Ik ook trouwens. We zeggen weleens tegen elkaar: we hebben het net zo druk als in ons werkbare leven. Maar ach, daar blijf je jong bij. Als je geen klachten hebt en alles nog kunt ben je een rijk mens toch?’