Noordenvelders:Marten Scheepstra

Afbeelding
actueel

Marten Scheepstra. Koekie, voor intimi. Rondom Foxwolde zijn er maar weinig mensen die hem niet kennen. De markante kroeghouder is een bescheiden bekendheid. En bijna iedereen die hem kent, vindt het een bijzondere en intrigerende man. Niet voor niets verscheen er zelfs al een mini-documentaire over hem op YouTube. Zelf ziet Marten dat bijzondere niet zo. Hij is gewoon Marten. Of Koekie. Buitengewoon gewoon.


De voordeur naar het café klemt een beetje. Het is een warme doordeweekse dag. Dinsdag, een dag waarop Marten niet standaard in zijn café is. Op woensdag en zaterdag is hij dat wel. ‘Op woensdag is de kroeg meestal om drie uur open. Op zaterdag vanaf elf uur.’ Marten weet dan wat hij mag verwachten. Zijn klandizie bestaat voornamelijk uit trouwe cafégangers, die al sinds jaar en dag zijn gezellige etablissement aan de Roderwolderweg weten te vinden.


Marten heeft nog een écht bruine kroeg. Het ademt er sfeer. Over de tafels liggen dikke, wollen tafelkleden. Waar het buiten naar gemaaid gras ruikt, ruikt het binnen naar kroeg: rokerig en sfeervol. De houten muren geven het café karakter en de vele attributen aan de muur zorgen voor een beetje extra jeu. Neem nu de paardentuigen aan de muren, of het bordje met de opdruk ‘Aj ’t geld erveur hebt, köj röstig dom blieven’. Het is voor een kroegliefhebber niet lastig om meteen verliefd te worden op deze plek.


Marten is op deze plek opgegroeid en hoeft er nooit meer weg. Als het aan hem ligt natuurlijk. Zijn opa woonde er vroeger al en bestierde er – naast het café – een kruidenierszaak. Zijn vader had er zelfs nog een minicamping bij. Toen Marten in 1984 de kroeg overnam, nam hij ook die camping over. De kruidenierszaak echter niet. ‘Aan de camping heb ik niet veel werk. Er komen af en toe wat mensen. Vaak dezelfde mensen. Zij komen hier om van de rust en de natuur te genieten. Ik hoef er ook niet van die helahola’s te hebben.’ Behalve zijn dagelijkse poetsbeurt in het bescheiden toiletgebouw, heeft Marten eigenlijk geen omkijken naar de camping. ‘Ik zorg dat het er netjes uitziet, voor de rest is het wel prima.’


Voor Marten is werken in de kroeg routine geworden. Van kinds af aan doet hij het al. ‘Ik heb het altijd leuk gevonden. Als er ’s avonds wat te doen is en de mensen hebben het gezellig, dan vind ik het leuk.’ En gelukkig is er bijna iedere avond wel iets. Dan weer komt de kaartclub langs of vergadert er een buurtvereniging. Zelf mag Marten ook graag biljarten. ‘Als ik aan de beurt ben, gaat één van de andere mannen even achter de bar staan. We helpen elkaar hier.’


Dat is ook het geval wanneer er bijvoorbeeld een verjaardagsfeestje wordt gegeven. ‘Ik vraag altijd of ik er een ober bij moet halen. Meestal hoeft dat niet, dan helpen de gasten zelf even mee. Prima toch?’


Voor de vaste gasten is het ‘Koekie’, een bijnaam die hij heeft geërfd van zijn vader. Een bijnaam die zijn vader verkreeg omdat zijn vriendjes vaak bij hem kwamen om de kruimels uit de koekjestrommel te halen. Van zo’n bijnaam kom je vervolgens niet af en ook Marten luistert nu naar die bijnaam.


Marten is een liefhebber van oude brommers. Af en toe gaat hij er met zijn Kreidler uit 1963 op uit. ‘Een keer d’r oet is ook mooi’, zegt hij in plat Drents. Met Hemelvaartsdag is hij ongetwijfeld weer in Roden te vinden. ‘En als daar een keer een biljarttoernooi is, ga ik ook wel heen.’ Maar liever nog is hij gastheer in zijn eigen kroeg. De kroeg waarover hij de mooiste verhalen zou kunnen vertellen, maar dat niet doet. Hij heeft een soort zelfverkozen geheimhoudingsplicht. ‘Ik praat niet over een ander. Als mensen mij vragen of ik die en die nog gezien heb, dan zal ik dat nooit zeggen. Dat doe ik gewoon niet. Waarom zou ik ook?’
Hoe lang Marten nog gastheer is in zijn eigen kroeg, is moeilijk te zeggen. ‘Zolang het kan’, redeneert de nuchtere kroeghouder. ‘Ik blijf lekker bezig.’

UIT DE KRANT