Maria’s Mooie Mensen 357

maria's mooie mensen

Onze kat Zus zat niet lekker in haar vel, letterlijk en figuurlijk. Na een aantal maanden de strijd tegen vlooien te hebben gevoerd, leek ons huis en haar vacht vlo-vrij, maar was ze wel veranderd in een halve naaktkat. Consequent waste ze haar achterpoten en buik tot aan haar roze velletje kaal. In plaats van een ‘ragdoll’ met dikke vacht leek ze wel een hangbuikzwijntje zonder modder. En net zoals dat hangbuikzwijntje zonder modder diep ongelukkig zou zijn, leek onze Zus ook niet zo heel gelukkig. Waar wij in eerste instantie meenden dat het haar blijkbaar erg langzaam aan groeide – want zonder vlooien moest dat immers weer gewoon gebeuren – zagen wij na twee weken pension dat er toch iets anders speelde. Kwam ze daar weer weg met een mooi vachtje, slecht een weekje na thuiskomst veranderde ze weer in de halve naaktkat die wij ooit achterlieten in het pension en al door de eigenaresse met een vreemde blik werd bekeken. Wellicht toch wat te alleen zo in haar eentje, dus tijd voor actie dachten manlief en ik en ach, dan is één blik op een site vol schattige kleine kittens genoeg. Nou hebben wij onze Zus – en destijds nog haar zusje Pippa die inmiddels overleden is – ooit opgehaald bij een visboer ergens in de buurt van Den Helder. Een ervaring die zeker als gedenkwaardig mag worden beschouwd, denkende aan de marmeren inrichting en de waterpijp die pontificaal op de salontafel stond, maar niet eentje om te herhalen. Na weken doorgebracht te hebben met twee nieuwe katjes die een darmbacterie bleken te hebben, hadden wij al het contact resoluut verbroken. Dit nieuwe katje konden we maar beter van een goed adres halen. Dan zou het maar wat langer duren voor we er eentje vonden. Maar ach, het leven is weerbarstig en voornemens zijn er om te verbreken. Krap twee uur later had ik een afspraak met ‘tattoorebel’ om een katje bijna aan het einde van de wereld te halen. Dichtbij Delfzijl en dan nog iets verder waar we nét niet de zee in vielen, stopten we een paar dagen later om een schattig zwart-wit mini-beestje te halen. Het huis oogde wat desolaat; de verf bladderde, onkruid stond wat hoog, de tegels in de oprit lagen schots en scheef. ‘Dit is wel het beste huis van de straat’, probeerde manlief nog positief te blijven. Er zou keus zijn uit twee dames, maar het bleek dat de man des huizes, die de enige in huis was die de marktplaats-app genoeg snapte om die te beheren, misschien wel deze app enigszins snapte, maar niet het verschil tussen een poesje en katertje kon benoemen. Waar hij doodleuk antwoorde dat beide aangeboden kittens poesjes waren – waarschijnlijk dacht hij ‘het zijn geen konijnen’ – vertelde zijn vrouw direct bij binnenkomst dat eentje toch echt een katertje was. De kinderen waren desondanks weg van onze enige keus en lagen op hun knieën voor de bank waarachter de beestjes zich verstopten terwijl wij uit fatsoen nog een gesprek met de vrouw des huizes probeerden te starten die bij elke vraag keek of ze water zag branden. Het werd inladen en gaan. We reden weer weg van het einde van de wereld en daar stapte Fien ons huis en leven binnen. Duidelijk niks gewend van al het lawaai dat onze kinderen produceren, presteerde ze het een dag lang onder en zelfs ín de bank te verdwijnen. Inmiddels zet ze elke ochtend met de kinderen het huis op stelten, hangt ze het liefst in Zus haar staart en slaapt ze ’s avonds tegen manlief aan. Of het haar van Zus weer aangroeit, is nog lastig te zeggen. Maar stiekem is dat ook niet belangrijk. Fien blijft toch wel.

UIT DE KRANT