Plaats: Roden 5 februari

||||||||
|||||||| Foto: ||||||||
(On)genode gast

Tijd: 12.00 uur


RODEN – Zo ga ja naar bed met een mooi groen- weliswaar wat nat- grasveld voor je voordeur, zo wordt je wakker met een sneeuwwit grasmatje voor precies dezelfde deur. Dat kan, zo bleek donderdag maar weer eens. Er lag toen opnieuw sneeuw. En dat zorgde opnieuw voor pret. Maar zeker ook voor overlast. Voor geklaag en voor heel slechte wegen in Noordenveld.

Om maar met dat laatste te beginnen. Vooropgesteld: hulde voor de mannen en vrouwen die bij nacht en ontij de weg opgaan om te strooien en te schuiven. Maar: hoe kan het dat de wegen in bijvoorbeeld Leek altijd - maar dan ook echt altijd- veel beter zijn dan die in Roden? Iedereen klaagt er over. Gelukkig treffen we een meneer van de gemeente. Hoe hij heet is – zo zegt hij- niet heel belangrijk. Wél weet hij hoe het komt dat de wegen in Leek beter zijn. ‘Het is gewoon waar dat de wegen daar onder deze omstandigheden beter zijn. Volgens mij zijn ze in Leek gewoon eerder. Ze staan in verbinding met de provincie. Als die besluit dat er iets gebeuren moet, gebeurt dat in Leek ook. Wij zijn wat later en dat zie je terug aan de gesteldheid van de weg.’ Meneer strooit nu pekelwater- werkt dat nou wel?- op de Statenlaan. Normaliter hoort deze straat niet in de route, maar door de aanwezigheid van een huisarts in deze straat rijdt meneer toch maar even langs. En dat is sympathiek te noemen.
Ongenode gast wandelt verder. Had graag even met de beste kok van de Statenlaan en liefhebber van zomerse temperaturen – Winston Horstmeijer- gesproken, maar die staat waarschijnlijk al aardappelen te schillen bij Cnossen in Nietap. Gelukkig is daar echter wel heer De Wit. Hij is druk bezig om zijn achtertuintje en dan met name het looppad, sneeuwvrij te maken. Meneer doet dat prima. In een bepaalde cadans. Meneer De Wit lijkt het leuk te vinden. ‘Schijn bedriegt hoor’, zegt De Wit. ‘Van mij hoeft er geen vlokje sneeuw meer te vallen. Ik heb het wel gezien. Een hekel aan sneeuw? Dat is wat te zwaar’, zegt hij. De Wit is niet op z’n mondje gevallen. Hij woont hier prima, maar heeft – nu de Ongenode gast er toch is- wel wat noten op zang. Ten eerste over het tochten van de huizen. Want dat is verschrikkelijk. Verder ergert meneer zich aan een paar bielsen die al ellenlang in de weg liggen. De bielsen liggen op een parkeerplaats, waardoor een auto die daar wil parkeren akelig dicht tegen het doorgaande pad ligt. En als dan ook nog eens twee auto’s elkaar tegemoet rijden, dan ontstaat er wel eens paniek. ‘Nee, ik spreek de mensen van die bielsen er niet op aan. Ik wil niet als kwaaie pier gezien worden. Ik heb de gemeente wel eens gevraagd of die de bielsen niet weg willen halen. Die vraag heb ik zeker een jaar geleden al gesteld. Resultaat leverde het niet op. Want je ziet het zelf, de bielsen liggen er nog steeds.’ Verder is De Wit groot voorstander van het plaatsen van een spiegel op de parkeerplaats achter zijn huis. ‘Voorkomt ook veel ‘bijna aanrijdingen’.’ En als de Ongenode gast wegloopt, heeft hij nog wel iets. Dat is de sneeuw. ‘Die gooi ik op de parkeerplaats. Waar moet ik er anders mee heen? Jaren geleden schoof ik het aan de zijkanten van mijn tuin. Was het vervolgens al drie weken dooi, had ik nóg sneeuw in de tuin. Dat doe ik dus niet weer.’
Ondertussen is school Het Valkhof uit. Bijzonder: veel pappa’s die hun kinderen van school halen – donderdag zal wel de pappadag bij uitstek zijn- en veel mutsen en handschoenen. Het schoolplein van Het Valkhof is glad. Daar is niet heel vele aan gebeurd. Kinderen worden per slee naar huis getrokken en de twee jonge hondjes kijken alsof ze voor het eerst sneeuw zien, ruiken en voelen onder hun nog jonge pootjes. De kinderen kijken niet meer op van het witte schoolplein. Ze rennen gewoon. Sneeuw went snel. Doen dus net als anders. Er valt niemand. Er gebeurt niets. Een veilig schoolplein dus. En dat zonder pekelwater.

||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||

UIT DE KRANT