Gered van de ontmaskering van de goede Sint
Het wordt het laatste jaar dat wij de Goedheiligman nog in volle overtuiging gaan binnenhalen. De jongste dames zitten alweer in groep vier en in ons huishouden is de stelregel dat het geheim in groep vijf onthuld wordt. Ik verwacht bij deze twee meer de reactie zoals ik zelf vroeger ook had: ‘dat geloof ik niet.’ Bij oudste dochterlief was eerder geen spoortje te vinden van de boosheid die ik zelf als kind had toen mijn ouders me inlichten. Wat voelde ik me bedrogen en bovendien: daar gingen mijn cadeaus. ‘Dat geloof ik niet’, leek me destijds de beste optie. Inmiddels begint het haarvaste geloof van de jongedames ook wat scheurtjes te vertonen. Net als hun grote zus vinden ze de leeftijd van de Goedheiligman zowel fascinerend als dubieus. Immers, hoe kan het toch dat hij zó oud is? Wonderlijk genoeg lukt het me nog altijd hier een redelijk geaccepteerd antwoord op te verzinnen. Dat was iets anders dan toen één van de dames op de telefoon van oma door oude foto’s zat te neuzen en daar een foto ontdekte van hoe manlief en ik de Sintcadeaus aan het inpakken waren. Elk jaar is er wel zo’n avond dat we met het zweet op de rug hopen en bidden dat iedereen in zijn bed blijft en wij als een malle al die cadeaus inpakken. Eerst al de uitdaging ze vanaf de verstopplekken in onze kledingkasten naar beneden zien te krijgen. En dan dus zo snel mogelijk papier erom en in een doos of tas, want ook dat papier moet natuurlijk niet gezien worden. Om te voorkomen dat ze mijn – redelijk beroerde en dus herkenbare – handschrift eruit pikken, plakken we al jaren voorbedrukte stickers die ook weer snel opgeborgen moeten worden. Maar goed, die foto dus, maken we vaak lachend voor in de familie-app, want op zo’n moment moet de spanning even weggelachen worden. Wonder boven wonder stond er geen papier of sticker op de foto, maar mevrouw herkende wel haar doos Knexx uit duizenden. De woede was enorm. Hoe kon het dat ik daar die doos stond in te pakken die zij later van de Sint had gekregen? Gelukkig hoestte ik zonder twijfel een verklaring op: die beste man heeft zoveel werk, dus soms vraagt hij ouders even bij te springen. Ze accepteerde het, maar niet zonder morren. Nog geregeld komt de foto weer op tafel. En altijd weer is de boodschap: ‘ik vind het helemaal niet leuk dat jullie Sinterklaas helpen. Daar heeft hij toch Pieten voor?’ Ook vorige week weer bracht ze het onderwerp nog eens naar voren. Ze had er nog eens goed over nagedacht en kwam tot de conclusie dat de Sint toch zeker 3000 cadeautjes moest inpakken en dat was natuurlijk ook wel erg veel. Omdat ik dan weleens hielp, leek het haar handig alvast een keertje haar verlanglijstje met mij door te nemen. Zonder commentaar heb ik alle tachtig wensen aangehoord. Tot zover zijn we weer gered.